Lees hieronder de samenvatting van de lezing van Mgr. R. van den Hout, bisschop van Groningen-Leeuwarden, die hij heeft gehouden op een bezinningsdag op 23 maart jl. in Nijmegen, waar een veertigtal mensen bij elkaar kwamen. De samenvatting is gemaakt door Tim Schilling van het Centrum voor Parochiespiritualiteit (CPS).
Tevens zijn op de website van het Katholiek Nieuwsblad enkele hoofdlijnen te vinden van de lezing van Mgr. van den Hout.
Zondebesef
Het idee voor deze lezing is ontstaan tijdens een ervaring bij een Eucharistieviering in Roemenië. Mgr. Van den Hout was onder de indruk van hoeveel mensen gingen biechten voor en na de viering. Hij begon zich af te vragen waarom dat zo anders ligt in Nederland. Wat is er hier met het zondebesef gebeurd? De bisschop weet dat in onze Kerk (en samenleving) niet iedereen zit te wachten op een discussie over zonde, maar hij kaart het toch aan, want wij zijn toch zondige mensen, we hebben de genezing van de Heer nodig. De liturgie laat het belang hiervan ook zien. ‘Zonde’ als onderwerp wordt steeds weer behandeld in de lezingen van de Veertigdagentijd.
In diskrediet
Mgr. Van den Hout vraagt zich af waarom het woord zonde in diskrediet is geraakt. Daar heeft hij geen antwoord op, maar hij merkt dat mensen tegenwoordig eerder spreken over ‘fouten’ of ‘zwaktes’ of ‘tekortkomingen’ dan over ‘zonden’. Maar het gevolg is: als wij niet voldoende de confrontatie aangaan met onze eigen zondigheid, dan zullen wij ons niet adequaat verzoenen met God en onze naasten.
In vogelvlucht ziet Mgr. Van den Hout zes lijnen vanuit de lezingen in de Veertigdagentijd:
- Afstand tot God ervaren (de vreze Gods). In het leven voelen we ons soms alleen, levend op afstand van God en onze naasten. Dit is pijnlijk. Diep van binnen willen we contact en herstel. In het verhaal van de brandende braamstruik (Exodus 3) vinden we een beeld van God die ons naderbij komt. Dit mogen ook wij ervaren door de sacraliteit van onze vieringen. De bisschop vindt het belangrijk dat onze vieringen ons helpen om Gods aanwezigheid te ervaren. Stilte en gebed spelen hier een cruciale rol in.
- De zonde ontmaskerd en geëtaleerd. Om iets met onze zondigheid te kunnen doen, moeten wij het eerst zien. In het verhaal van de overspelige vrouw (Johannes 8) wordt de zonde van de vrouw geopenbaard. Maar, vraagt de bisschop zich af, waar is de overspelige man in dit verhaal? Is hij zich bewust van zijn zonde? Verder zien we hoe Jezus alle aanwezigen confronteert met hun zondigheid.
- Slechte dingen begeren. Het kan zijn dat we van binnenuit niet gericht zijn op het goede, maar verlangen naar het kwade, zoals de heilige Paulus dat formuleert in 1 Korintiërs 10,6. Zondigheid is niet alleen kwestie van onze daden, maar ook van onze gesteldheid en houding in het leven. In de woestijn morren de Israëlieten tegen God, want ze hebben op dat moment alleen maar oog voor aardse dingen. Jezus moest de bekoring van Satan weerstaan, die aardse loon en plezier aanbod in plaats van de verering van God.
- Straf en ommekeer. Goddelijke straf komt ter sprake waar de mens zich vast blijft houden aan de eigen zondigheid en zich niet bekeert.
- Van ommekeer naar vergeving. Wij kunnen onszelf uit deze toestand niet redden. Alleen God kan ons helpen, en dat heeft Hij (uit liefde) definitief gedaan door de offergave van zijn Zoon. In 2 Korintiërs 5,19 lezen we: “Ja, God heeft in Christus de wereld met zich verzoend zonder de mensen hun overtredingen aan te rekenen, en ons heeft Hij de boodschap van verzoening toevertrouwd.”
- Verzoening, een weg om te gaan. Verzoening gaat om meer dan het uitspreken van spijt en excuses aanbieden. Het gaat ook om vergeving en vereniging. Dit kan een langzaam proces zijn, van vallen en opstaan.
Jezus, de ware Geneesheer
Zonde komt helaas regelmatig voor in ons leven. Het proces van genezing begint wanneer we beseffen dat wijzelf en anderen hieronder lijden. Mogen wij waar nodig altijd een beroep doen op Jezus, de ware Geneesheer!