Hoort u het ook zo vaak in de parochie? Dat er wordt gesproken in termen van ‘nog’? Hoeveel vormelingen hebben jullie nog? En hoeveel mensen komen er nog naar de Mis? Dit spreken in termen van ‘nog’ sluipt er o zo gemakkelijk in, maar helpt ons niet verder. Het gaat namelijk (onbewust) uit van een visie, dat het christelijke geloof uiteindelijk ophoudt te bestaan. En de vraag is of dit zo is…
Natuurlijk, we moeten realistisch zijn en we zien dat er veel parochiekerken zijn gesloten en ook de komende jaren zullen sluiten. Wekelijks spreek ik bovendien met mensen, die er veel verdriet van hebben dat hun kinderen of kleinkinderen niet meer gelovig zijn of naar de kerk gaan. Onvermijdelijk komt dan ook de ‘schuld’ vraag naar boven: “Wat heb ik, wat hebben wij fout gedaan?” Het is niet verkeerd om deze vraag te stellen, maar uiteindelijk helpt het ons niet verder. Ik wil graag drie dingen voorstellen, die ons misschien wel verder kunnen helpen.
Aanvaarden van de pijn
Het eerste is om de pijn, die we ervaren, te accepteren. Op een bepaalde manier ben ik ook blij, als ik hoor dat mensen deze pijn ervaren, want het bekent dat het geloof, de Kerk hen dierbaar is en dat het veel voor hen betekent. Sommige mensen kunnen van deze pijn ook een gebed maken, het ‘opdragen.’ Dat is mooi, omdat we geloven dat deze pijn zo op een wonderlijke manier ‘vruchtbaar’ kan zijn. Bovendien: alle liefde en aandacht die ouders en opvoeders in de opvoeding van (klein)kinderen steken of hebben gestoken, is in zich goed! Alle dingen die we uit liefde doen, hebben eeuwigheidswaarde. Wat voor ‘resultaat’ ze ook hebben. En daarbij: niemand kan iemand anders dwingen om te geloven. Het mooie aan het geloof is dat het een gave is en dat elke mens de vrije keuze heeft op het aanbod van God in te gaan of niet.
Terug naar de fundamentele vragen
Ten tweede wat betreft de vraag “Wat heb ik, wat hebben wij fout gedaan?” Natuurlijk is het goed om de hand in eigen boezem te steken en te kijken wat wij anders hadden kunnen doen. Ik denk, dat de Kerk als geheel, de afgelopen decennia haar missie niet helder voor ogen heeft gehad (wel in de kerkelijke documenten, maar niet in de praktijk). Een persoonlijke vriendschap met Jezus werd verondersteld, en mensen werden niet uitgenodigd voor en ingeleid in deze relatie met Hem. Als de cultuur christelijk is, houdt een dergelijk geloof met veel nadruk op rituelen stand, maar als de cultuur seculariseert, is de vraag wat er dan overblijft. Als het geloof niet van binnen landt of als je het niet eigen maakt, zal het uiteindelijk afslijten. Dit is een inhoudelijk punt om de komende tijd mee bezig te zijn in de parochie. De crisis in de Kerk werpt ons terug op de fundamentele vragen van kerk zijn: waarom geloof ik? Wat betekent Jezus Christus voor mij? Wat is de Kerk en waarom zijn we Kerk? Wat kan de parochie betekenen voor mensen in deze tijd? Laten we met behulp van de heilige Schrift of met Evangelii Gaudium van paus Franciscus dat gesprek aan durven gaan in onze parochies en onze sprakeloosheid op dit punt overwinnen.
“Tekenen van de tijd”
Ten derde tenslotte, als christenen zijn we niet zo zeer optimistisch of pessimistisch, maar hebben we hoop. Als wij ontrouw zijn, blijft God trouw (2 Tim. 2,13). In de Schrift lezen we, dat God telkens in tijden van crisissen, zich op een nieuwe manier laat zien. Denk bijvoorbeeld aan de ballingschap van het Joodse volk ongeveer 600 jaar voor Christus. Misschien is er wel een crisis nodig, opdat wij een nieuw zicht krijgen op wie God is en wie Hij voor ons wil zijn. Laten we niet te veel kijken naar het verleden – spreken in termen van ‘nog’ – maar letten op de “tekenen van de tijd,” wat God nu in ons leven en in de omgeving waarin we leven wil doen (Gaudium et Spes 4). Dat we niet missen hoe Hij zich juist in deze tijd aan ons wil laten zien en ons nabij wil zijn. (MIS)