Soms komt iets moois op je pad, zoals kort geleden toen ik gevraagd werd om het christelijk geloof voor te stellen aan negentig leerlingen (3 klassen van 30) van een openbare basisschool in Venray. Dit in het kader van hun lessen over wereldgodsdiensten. Maar hoe doe je dat, heel ‘het geloof’ kort en krachtig presenteren aan kinderen?

venray-les-christelijk-geloofGelukkig kon ik putten uit veel ervaring met de kinderwoorddienst en kon ik collega catechist Carla Windau raadplegen. Carla denkt vaker met ons mee hier op het CPS. Ze tipte een kinderbijbel die ik niet kende (Kinderen van God, van Aartsbisschop Desmond Tutu), en raadde me af om gebruik van een beeldscherm te maken. ‘Daar kregen ze al zo veel van.’ Uiteindelijk kwamen we uit bij werken aan de hand van attributen en uitgebeelde verhalen. Omdat deze presentatie  goed ontvangen werd, deel ik hier de aanpak met jullie. Misschien brengt het u op ideeën voor uw eigen kinderwoorddienst of les.

Wat is je doel?

Als je een presentatie geeft, is het nuttig om te beginnen met het doel in gedachten. Wat wil je bereiken? De doelstelling kun je ook verder bepalen in termen van doelen voor hoofd,  hart en handen. Dat wil zeggen: Hoofd – welke boodschap wil je overdragen? Hart – welk gevoel wil je creëren? Handen – wat wil je dat de deelnemers doen?

In dit geval heb ik mijn doel voor het hoofd (mijn boodschap) opgesomd met drie woorden. Aan het begin van de les zei ik tegen de kinderen. ‘Ik hoop dat jullie drie woorden zullen onthouden in verband met het christelijk geloof. Dat zijn: (1) God; (2) Jezus; (3) liefde. Daarna legde ik uit dat het christelijk geloof draait om God, de Schepper van alles, die almachtig en goed is. Om zijn Zoon Jezus, die God naar de wereld gezonden heeft om te laat zien hoe we moeten leven. En om de liefde die onze opdracht is van God. Jezus leert dat we God én onze naasten lief moeten hebben. (De liefde gaat dus in twee richtingen, verticaal en horizontaal, en de twee samen vormen een kruis, het teken van het christelijk geloof.)

Mijn doel voor het hart was eenvoudiger. Ik wou dat de kinderen iets zouden proeven van mijn enthousiasme voor het geloof, en dat ze mijn warme band zouden voelen met Jezus.

Mijn doel tenslotte voor de handen was dat de kinderen in beweging zouden komen, en dat meerderen zintuigen aangesproken zouden worden. Dit om verveling te voorkomen.

christelijk-geloof-attributen

De heilsgeschiedenis vertellen aan de hand van attributen

Toen ik zelf op de basisschool zat, heel lang geleden in Amerika, hadden we daar regelmatig ‘show and tell’. Je mocht iets meenemen naar school, om vervolgens de klas daarover te vertellen. Dat was vaak leuk en verrassend, dus heb ik dat ook nu gedaan. Thuis zamelde ik allerlei bijzondere en/of grappige dingetjes in in een doos (zie foto). Belangrijk hierbij was de selectie van momenten uit de heilsgeschiedenis die onze aandacht moesten hebben, want je kunt niet alles vertellen. Het Credo van de Apostelen gaf hier richting aan. Uiteindelijk  heb ik gefocust op: Schepping, Zondeval, Jezus (geboorte, woorden en daden, dood en verrijzenis).

Schepping: ik koos vooral attributen die de diversiteit en het wonderlijke/verrassende van de Schepping lieten zien (bijvoorbeeld schelpen, een lavasteen, speelgoed-pinguïn). Als vertegenwoordiger van de ‘mens’ gebruikte ik een speelgoed-robot. Op basis daarvan hadden we een leuke gedachtewisseling rond het verschil tussen een mens en een robot.

Zondeval: Dit verhaal vertelde ik aan de hand van een paar illustraties uit het kinderbijbel van Desmond Tutu.

Jezus: Ik heb niet veel tijd besteed aan zijn geboorte, want dat verhaal is al vrij goed bekend, maar heb echter meer aandacht besteed aan zijn onderricht (God en je naasten liefhebben), aan zijn wonderdaden, en aan zijn dood en verrijzenis. Dood en verrijzenis legde ik uit met onder meer de volgende attributen; crucifix, box/graf, steen voor op het graf, ‘soldaten’ bij het graf.

Wonderdaden uitgebeeld

Om te laten zien wat voor man Jezus was, nodigde ik de kinderen uit om verschillende momenten uit zijn leven uit te beelden. (Jezus praatte niet alleen over de liefde, hij vertaalde het ook in daden, en dan met goddelijke kracht.) We richtten ons op de volgende wonderen:

  1. Genezing van de melaatse (Marcus 1,40-45).
  2. Stillegging van het storm (Marcus 4,35-41).
  3. Opstanding van de dochter van Jaïrus (Marcus 5,21-46).

In elk geval vroeg ik om vrijwilligers voor de hoofdrollen, maar iedereen kon meedoen in bijrollen. Bij verhaal 1 ging de melaatse rond in de leslokaal. De kinderen vermeden hem, want zijn ziekte was besmettelijk. Alleen Jezus durfde het contact met hem.

Bij verhaal 2 hebben we een boot gemaakt uit stoelen, met daarin discipelen en de slapende Jezus. De kinderen daaromheen deden een storm na.

Bij verhaal 3 hadden we als hoofdspelers: Jaïrus, zijn dochter en enkele familieleden. De andere kinderen beelden het verdriet en daarna de vreugde uit die past bij dood en verrijzenis.

Tot slot

De les eindigde met het verhaal van de verrijzenis van Jezus. De verrijzenis, zei ik, is Gods bevestiging van wat Jezus gezegd en gedaan heeft. Christenen zijn diegene die geloven dat Jezus de Zoon van God, dat Hij opgestaan uit de dood is, en dat Hij ons Zijn Heilige Geest geeft, om lief te hebben naar zijn voorbeeld.

En wat waren de drie woorden, vroeg ik ze dan. Die hadden ze goed onthouden.

Tim Schilling, Centrum voor Parochiespiritualiteit (timschilling.cps@kloosterbrakkenstein.nl)